Wie door het uitgestrekte haven- en industriegebied van Rotterdam naar de Maasvlakte rijdt of vaart –wat aan te bevelen is want vanaf het water is het uitzicht echt overweldigend - kan zich nauwelijks voorstellen dat dit gebied ooit woest en leeg was. Geen vierkante meter in dit door mensenhanden ge-maakte landschap lijkt onbenut. Zelfs de lucht is in bezit genomen door het kunstmatig wolkendek dat zich continue uit de smalle fabriekspijpen wringt en zich in wisselende tinten van sneeuwwit tot gitzwart door de atmosfeer verspreidt. Naarmate we dichterbij de zee komen worden de schepen, de loodsen en de kranen steeds groter, de ruimte weidser. Als we tenslotte de kust bereiken, rijst vrijwel vanzelfsprekend de vraag op of we ook de grens van de maakbaarheid, van het menselijk kunnen en bedrijvigheid hebben bereikt.
De eerste tekenen van menselijk leven in het Maas-Merwedegebied dateren uit het Mesolithicum, de Midden Steentijd (9.000 tot 4500 voor Christus). Jagers en verzamelaars waagden zich op de drooggevallen wad-den en gronden van het onafzienbare veenmoeras, in het gebied waar nu de Eerste Maasvlakte ligt. In het Neolithicum, de Jonge Steentijd (4500 tot 2000 voor Christus), schakelden de jagers en verzamelaars geleidelijk over op een agrarische leefwijze met een min of meer vaste woonplaats. Van permanente nederzettingen was echter nog geen sprake. Op de natte veen-gronden was landbouw moeilijk te realiseren en diverse overstromingen verdreven de bewoners naar hoger gelegen streken.
Vanaf de IJzertijd (2000 tot het jaar 0) werd intensieve bewoning mogelijk. Het zeewater drong door tot in het achter de duinen gelegen veen, waardoor er natuurlijke erosiegeulen ontstonden en het veen langs de ri-viermonding kon ontwateren. In die tijd ontstonden de eerste permanente nederzettingen, overwegend boerderijen van geringe omvang die in het land lagen verspreid. In de overgang van de IJzertijd naar de Romeinse Tijd ver-lieten deze groepen het gebied en vestigden de Canefaten die de Rijn waren afgezakt zich langs de oevers van de Zuid-Hollandse rivieren. Onder de Romeinen werd het gebied een departement en kreeg het zelfbestuur, wat een zekere economische bloei tot gevolg had.
Door het verval van het Romeinse Rijk omstreeks het jaar 200, en vrijwel zeker door ongunstige klimatologische omstandigheden, werden de bewoners weer voor lange tijd uit het gebied van de Maas en de Merwede verdreven. Over deze periode is weinig bekend. In de achtste eeuw kwam het toenmalige Nederland onder de Frankische heerschappij van Karel de Grote te staan en werden er grote bestuurlijke en religieuze hervormingen ingevoerd.
De heidense bevolking werd vrijwillig of onder dwang gekerstend en bij het grote Roomse Rijk ingelijfd. Op verschillende plaatsen langs de oe-vers van de grote en kleine rivieren ontstonden nederzettingen, dikwijls ge-groepeerd rondom een parochie. In de omgeving van wat nu tot het gebied van Rotterdam behoort waren er diverse. Sommige leven nog voort in de namen van straten en wijken, zoals bijvoorbeeld ‘Scoenleroe’ (Schoonder-loo) en ‘Iselmude’ (IJsselmonde).
Eén parochie, Rotta genaamd, die aan de monding van het veenri-viertje de Rotte was gelegen, zou uitgroeien tot de grootste haven van de wereld. Al moest er nog veel strijd worden geleverd, zowel met de elemen-ten van de natuur als met de onberekenbare krachten van de menselijke be-zitsdrang. ‘Sterker door strijd’ zou dan ook de wapenspreuk worden van Rotterdam.
In 1999 verscheen de eerste officiële ‘Geschiedenis van Rotterdam’ in twee kloeke delen, die tezamen een uitputtend standaardwerk vormen, van de hand van de historici Arie van de Schoor (Stad in aanwas, tot 1813) en Paul van de Laar (Stad van formaat, tot 2000). De laatste bekleedt sinds 1997 de bijzondere leerstoel Stadsgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit en is daarnaast werkzaam bij het Historisch Museum Schielandshuis als hoofd collecties en wetenschappelijke staf.
Met zijn onderzoeksassistente Mies van Jaarsveld stelde Paul van de Laar de “Historische Atlas van Rotterdam” samen, die deze maand bij de uitgeverij Boom is verschenen en die tevens als begeleidende publicatie dient bij de tentoonstelling “U bevindt zich hier – over de topografie en het uitzicht op Rotterdam” die vanaf 12 oktober in het Schielandshuis is te zien.
In de ‘Historische atlas van Rotterdam’ wordt de geschiedenis nog eens dunnetjes naverteld, maar de nadruk ligt uiteraard op de topografie. Aan de hand van kaarten en tekeningen, lithografieën en schilderijen wordt de stad in de opeenvolgende stadia van ontwikkeling en aanzien in beeld gebracht. Van het prehistorische veenmoeras tot de moderne, compacte stad van nu.
Het was en is een doorgaand proces van schikken en beschikken, van indeling en herindeling van de ruimte die Rotterdam in de loop der eeuwen tot haar beschikking had en niet zelden tot haar beschikking nam. Het besluit om een Tweede Maasvlakte aan te leggen is er het laatste grote voorbeeld van.
Het in cultuur brengen van de drassige moerasgronden die waren ge-vormd door vergane plantenresten en zeventig procent water (een bodem die ter plaatse nu nog ‘dik water’ wordt genoemd), was afhankelijk van de gril-len van de natuur, in het bijzonder van de klimatologische en geologische ontwikkelingen. Door de steeds verbeterde techniek van afwatering in com-binatie met het opwerpen van dijken, het inklinken en inpolderen van stuk-ken land veranderde het woeste lege land in een cultuurlandschap dat aan het vasteland van Europa werd toegevoegd en daarin een steeds belangrijkere rol ging spelen.
Als in een vertraagde film van de tijd zien we de eerste boerderijen, de kloosters, kerken en kastelen, de eerste dorpen en steden verschijnen. Het ging niet allemaal zonder slag of stoot. Er was veel tegenslag. Overstromin-gen, stormen en droogte verwoestten de ontgonnen gronden en de jonge ge-wassen. Misoogsten verkeerden in hongersnood. En als de natuurkrachten waren bedwongen en zich voor korte of langere tijd koest hielden, waren het wel de machthebbers die elkaar de kostbare gronden betwistten.
Gaan we richting Maasvlakte de toekomst tegemoet, wie zich het genoegen van een tochtje met de fast ferry van Rotterdam naar Dordrecht veroorlooft, vaart als het ware terug in de tijd. Dordrecht is de oudste stad van Holland. Als je daar op het Groothoofd aankomt en de blik op het kruispunt van vaarwegen richt, begrijp je meteen waarom Floris III, graaf van Holland, daar een toltoren liet bouwen en zijn kleinzoon, Jan I, de stad het stapelrecht verleende. Dat betekende inkomsten voor de grafelijke schatkist en handel voor de kooplieden, want van alle schepen die wilden passeren moesten de goederen in Dordrecht worden verhandeld.
Terwijl Dordrecht zijn Gouden Eeuw beleefde, ontwikkelde het klei-ne vissersdorp Rotterdam zich tot een plaats die langzamerhand in betekenis toenam. Omstreeks het jaar 1270 werd ter hoogte van waar tegenwoordig de Hoogstraat en de Binnenrotte samenkomen over een lengte van vierhonderd meter een dam in de Rotte gelegd. Deze dam was het begin van de stedelijke ontwikkeling.
Op 7 juni 1340 verleende graaf Willem IV Rotterdam stadsrechten.
Er woonden toen naar schatting hooguit 2000 mensen. Het stadsrecht hield in dat er allerlei privileges werden toegekend op bestuurlijk, economisch en juridisch gebied die van belang waren voor zowel de stad als voor de graaf, die voor deze transactie het aanzienlijke bedrag van honderd pond zilveren groten, de gangbare munt, ontving.
De uitbreiding van de stad werd met Rotterdamse voortvarendheid aangepakt. Je zou kunnen zeggen dat het sindsdien niet meer stil is geweest. De vroegste bebouwing vond plaats op de Dam of Middeldam die aan het eind van de veertiende eeuw Hoogstraat werd genoemd (waarna de naam Dam uit het straatnamenregister van Rotterdam verdween, wat uitzonderlijk is voor een Nederlandse stad waarvan de naam op ‘dam’ eindigt). Bij de eerste stenen gebouwen die in de jonge, middeleeuwse stad werden opge-trokken behoorde de herberg waar de graaf en zijn gevolg logeerden. Maar het belangrijkste gebouw was het uit 1329 daterende Gasthuis dat onderdak bood aan handelslieden die de markt bezochten, aan pelgrims op doorreis en aan armen en zieken die nergens anders terechtkonden. Het Gasthuis werd later verbouwd tot Stadhuis. Met de bouw van de Grote of Sint-Laurenskerk werd in 1411 begonnen en zou ruim een eeuw later zijn voltooiing bereiken.
In minder dan een halve eeuw streefde Rotterdam zijn naaste concurrenten Delft, Dordrecht en Gouda voorbij en werd Rotterdam de tweede koopmans-stad van Nederland.
Lange tijd bleef de stad binnen de begrenzing van de zogenaamde stadsdrie-hoek, het huidige centrum, waarvan de Rotte de levensader was. Naarmate de kennis op allerlei gebied toenam en de bevolking in aantal groeide werd uitbreiding noodzakelijk en kwam Rotterdam meer een meer aan de Maas in plaats van aan de Rotte te liggen. Wat uiteraard nieuwe eisen stelde aan de planologische indeling en opbouw van de stad.
De “Historische atlas van Rotterdam” geeft in overzichtelijke hoofd-stukken en een prachtige collectie oude en recente plattegronden en beel-dende impressies de ontwikkeling te zien van de middeleeuwse stad tot het conglomeraat van geannexeerde dorpen en gebieden die tegenwoordig onder de naam en de bestuurlijke verantwoording van Rotterdam vallen. Vanzelf-sprekend blijft de catastrofe van 14 mei 1940 waarbij de historische stad in vlammen opging niet onbesproken. De “Atlas” biedt de mogelijkheid het geheel te overzien en daaruit kunnen we concluderen dat graven en dempen, afbreken en opbouwen, uitbreiden en aanleggen en tenslotte laden en lossen de woorden zijn waarmee de geschiedenis van de stad wordt geschreven en in kaart wordt gebracht.
Algemeen Dagblad Magazine 9-10-2004 © Rien Vroegindeweij
Historische atlas van Rotterdam door Paul van de Laar en Mies van Jaarsveld, Uitgeverij Boom, Amsterdam. prijs € 29,50. De tentoonstel-ling “U bevindt zich hier – over de topografie en het uitzicht op Rotterdam” is vanaf 12 oktober 2004 tot 20 februari 2005 in het Schielandshuis is zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten